Koop een hond en je krijgt honderden adviezen over hoe je het beestje moet opvoeden en hoe je zorgt dat hij gaat luisteren. Je doet je best, je houdt vol en …jawel: ik mag wel stellen dat we bij ons thuis een braaf hondje hebben dat een aantal trucjes uitstekend kan uitvoeren. Als ik nu eens tegen vrienden mijn frustraties over mijn pubers uit, kan ik gelukkig wel laten zien dat het niet aan mijn opvoeding ligt. Bij de hond gaat het immers wel goed.
Ik heb me eigenlijk nooit afgevraagd waarom ik vaker denk dat het met de opvoeding van de kinderen lijkt te mislukken en het met onze hond ineens wel lukt. Totdat ik letterlijk dezelfde vraag kreeg bij een klant. Daar voerde ik een nieuwe werkwijze in. Een werkwijze die de organisatie zelf al jaren aan het proberen was te veranderen, had ik binnen een paar weken aangepast. Waarom lukte het mij nu ineens wel?
Maken we het nog een stap groter, dan kunnen we in de Corona-crisis nog vele andere voorbeelden vinden, waarbij je dezelfde vraag kunt stellen. De samenwerking tussen zorgprofessionals en militairen om het aantal IC bedden te vergroten is daar misschien wel de meest bijzondere van. Zou dat anders ook gelukt zijn? En waarom lukte het nu wel zo goed?
Ik hoop eigenlijk dat organisaties straks terugkijken op deze crisis en zich dan ook die vraag durven te stellen. Dat ze kijken naar wat er ineens gelukt is tijdens de crisis, waar dat voorheen onmogelijk leek.
Misschien denken sommigen dat het vooral ligt aan het krachtige en directieve leiderschap dat in die tijd nodig was. Dat zou eigenlijk wel jammer zijn voor de ‘believers’ van het dienend en coachend leiderschap.
Of misschien denken sommigen dat het aan de kracht van de medewerkers lag, een kracht die vrijkwam omdat er geen tijd was voor politieke spelletjes of een afwachtende houding. Iedereen heeft de schouders eronder gezet en hard gewerkt. Dat zou eigenlijk wel een belediging zijn van alle harde werkers in alle organisaties.
Ik denk dat we in die denkwijze de belangrijkste factor zouden missen. En dat is:
Dat er heel doelgericht is gewerkt.
Iedereen schaarde zich achter één doel: uitvoering geven aan de landelijke richtlijnen. Zorgen dat we samen veilig en gezond konden blijven. De zorg organiseren voor de zieken en voor de rest…ja, nice to have. Maar parkeer het maar even. Dat snappen we allemaal.
Alle klussen, projecten en taken die voorheen tot vele overlegmomenten en discussies leiden waren in één klap onbelangrijk geworden. Iedereen snapte dat. Iedereen wist dat aangepast moest worden, iedereen was bereid iets anders te moeten doen, omdat het nodig was. Leiders én medewerkers. En daarom ging het goed.
Neem dat terug naar de nieuwe werkwijze bij mijn klant. Ik bracht het doel over en zorgde dat mensen dat ook voor ogen bleven houden. Ik zorgde er met managers en medewerkers voor dat dit belangrijk genoeg was om af te maken en daarom lukte dat. Dat je als externe vaak net wat meer draagkracht hebt om een goed doel te stellen is dan mooi meegenomen. Maar de organisatie heeft het met een duidelijk doel uiteindelijk toch echt zelf gedaan.
En dan terug naar onze kinderen en onze hond. Dat is natuurlijk een beetje een rare vergelijking. Dat snap ik ook. Maar ook daar: met mijn kinderen twijfel ik veel sneller aan mijn opvoedstijl. Moet ik troosten of moet ik hard zijn? Moet ik hen vrij laten om zelf fouten te maken of moet ik ze beschermen? Zo maar een paar twijfels. Mijn visie over wat ik mijn kinderen gun weet ik wel, maar in de weg er naartoe moet ik mijn doelen steeds bijstellen naar hun leeftijd en persoonlijkheden. Bij onze hond is dat helder. Die moet gewoon gehoorzaam zijn. Punt.
Doelgerichtheid is dus echt een van de sleutels van succes. Als jij weet waar je komen wil, zul je moeten zorgen dat je doelen stelt. Je hoeft ze alleen maar te kiezen, duidelijk te houden en in aantal te beperken.
Klinkt simpel toch?
Maar ik pieker er niet over om nog meer kinderen te nemen hoor. Geef mij maar een leuke coaching-opdracht.
Of een hond.
PS: Wat mijn kinderen betreft: nu de pubertijd zijn einde nadert, zie ik af en toe wat doorkijkjes van de prachtige jongemannen die ik in mijn visie zou krijgen. Ik ben trots op ze en ik hou heel veel van ze. Ze leveren mij mijn grootste frustraties en ze maken me het meest trots. Ik zou ze voor geen goud willen missen.